oetzuken overgankelijk, sterk, werkwoord
  1. uitzoeken

    Zij hebt het wel zo uut ezucht det het in mien naodiel uutkwamp (Ruinerwold)

    Dat moej zölf mar uutzuken, hoe dat zit (Klazienaveen)

    Zie ook:
  2. uitkiezen

    Ie moet je een vrouw oetzeuken die lekker kan koken (Hijken)

    Zie ook:
  3. sorteren

    Wij hebt de appels oetzucht, maor er was heel wat oetval bij (Drouwen)

    Erpel oetzuken (Sleen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...