of'kieken sterk, werkwoord, (on)overgankelijk
  1. afkijken

    Op schoel mag je niet ofkieken (Dalen)

    Hij wil hum de kuunst ofkieken

    Hij stund alles of te kieken

    Zie ook:
  2. aflezen, afzien

    Honderd daalder veur dat ding? Dat kan ik er niet an ofkieken (Zuidwolde)

    Zie ook:
  3. controleren(Zuidwest-Drenthe Noord)

    De veearts möt de koenen even ofkieken

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...