ofbinden overgankelijk, sterk, werkwoord
  1. afbinden

    Een baispeen van een jongbeist ofbinden (Roderwolde)

    Wie mouten de worsten nog ofbinden (Emmer Erfscheidenveen)

    Zie ook:
  2. afbinden voor het castreren en ook: castreren

    Wie hebben dei ram ofbonden (Emmer Compascuum)

    Mit een kullenstrup de aolde ramme ofbinden (Nieuw Schoonebeek)

    Zie ook:
  3. riet van boven naar beneden van het dak afhalen. Wat nog goed was werd opgebonden en opnieuw gebruik

    Bij het ofbinden van reit deej der ok vaak een strozieltien um toe (Sleen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...