ofhakken overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. afhakken

    Even dat wallegien ofhakken

    Rogge ofhakken

    Zie ook:
  2. in delen hakken(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Noord)

    Het geslachte varken mut of ehakt worden (Vledder)

    ofhouwen

    Zie ook:
  3. couperen van de staart van een paard(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Zie ook:
  4. niet aan het woord laten, in de rede vallen(Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Ie kunt niet wat zeggen of hij hakt of (Zuidwolde)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...