ofkalven onovergankelijk, werkwoord, zwak
  1. afkalven

    Die ko laow eerst ofkalven, en dan wöw hum verkopen (Pesse)

    Die kounen bunt allemaol ofkalfd (Barger Oosterveld)

    Die koe hef pas ofkalfd (Klazienaveen)

    Zie ook:
  2. Ofkalven kan ok nog betieken as hiele stukken van een kenaal- of wiekswal in het water valt (Nieuw Amsterdam)

    Zie ook:
  3. aflopen(Kop van Drenthe)

    Hou zul dat ofkaalven? (Roderwolde)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...