ofkniepen overgankelijk, sterk, werkwoord
  1. afknijpen

    Een stok van een stoete ofkniepen (Hollandscheveld)

    Een stuk draod ofkniepen (Nieuw Amsterdam)

    Dat zit te strak, ie zulden de arm ofkniepen (Noordscheschut)

    Wat een stuk wind, de aodem kneep mij of (Vries)

    Hij zat in de karke en do hef hij stiekem een scheet afknepen

    De trainer hef de speulers weer goed ofknepen

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...