ofkrabben werkwoord, zwak, (on)overgankelijk
  1. afkrabben

    Het iezer van de wagen mut of ekrabd worden (Ruinerwold)

    Het zwien wuur met hiet water ofkrabd bij het slachten (Padhuis)

    Neie eerappels muj niet schellen, maar ofkrabben, dan binnen ze veul lekkerder

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...