iemand aflossen
Wij hebt al een paor nachten waakt, wij moet mekaar maor wat oflössen (Borger)
geld of schulden aflossen
Ie mut oen schuld oflössen (Zuidwolde)
met mechanische middelen verlossen(Midden-Drenthe)
De veearts hef het kalf er in stukken oflöst (Drouwen)
ofleden, ofvördeln