ofmoorden overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. kapot maken door te zwaar te laten werken

    Ik gao weg bij die boer, ik laot mij niet langer ofmoorden (Ruinerwold)

    Een peerd ofmoorden (Zeyen)

    Zie ook:
  2. (wederk.) zich kapot werken

    Ik stop der mit, ik wil mie nich langer ofmoorden (Roswinkel)

    ofbeulen, ofmarteln, ofpegeln, ofpeigern, ofraomen, ofrauzen

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...