ofneuzen overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. afzoeken

    Ik heb alles ofneusd, mar ik kan het niet vinden (Erica)

    Zie ook:
  2. afkijken(Zuidwest-Drenthe)

    Ze döt net of ze det petroon zöls bedacht hef, mar ze hef ofneusd van heur vriendin (Broekhuizen)

    Wij wil de keunst van het schildern ies ofneuzen (Diever)

    Zie ook:
  3. beloeren(Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Ze zit achter de gerdienen de hele straot of te neuzen (Noordscheschut)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...