ofproten overgankelijk, sterk, werkwoord, zwak
  1. afspreken

    Wij moet even ofproten, wanner wij weer bij mekaar komt (Exlo)

    Zie ook:
  2. door een praatje afhandig maken(Midden-Drenthe)

    Ik had een tinnen koffiepot, maor mien schoondochter hef het mij ofproot (Rolde)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...