ofroepen overgankelijk, sterk, werkwoord
  1. afroepen

    Ze worden iene veur iene of eroepen (Pesse)

    Bij kinderspellegies begunt ze miest met ofroepen (Schoonebeek)

    Ik zal de namen wal even ofroepen (Valthe)

    Wacht mor, wordst vanzulms ofroupen (Tweede Exloërmond)

    Zie ook:
  2. omroepen(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Het laand ofroepen, ...anroepen

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...