ofscharmen overgankelijk, werkwoord, zwak

Spellingvarianten als bij: scharm

  1. afschermen

    De zwao mot ofscharmd wezen, aanders mag ie der nich mit over de straote (Roswinkel)

    In oorlogstied muj het licht van de fietslanteern ofschaarmen (Roderwolde)

    Die plaante mut ie wat ofscharmen tegen de zunne (Kerkenveld)

    Zie ook:
  2. een scherm plaatsen

    Wij moet in het zwienhok een stukkien ofscharmen veur het kalf, aans is het daor te kaold (Sleen)

    Hij wil zien toen ofschaarmen mit plaanken (Eext)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...