ofslikken overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. aflikken

    Dat was lekker, zee e, en slikte de lepel of (Emmer Erfscheidenveen)

    Het is zo lekker, ij zulden de vingers er bij ofslikken (Drouwen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...