oftieken II overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. aftekenen

    Ik hol het waoterpas der bij, dan moej even ofteeiken, wat de hoogte is (Gasselte)

    Zie ook:
  2. getekend zijn

    Dat peerd is merakel mooi of etiekend (Hoogeveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...