oftimmern overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. aftimmeren

    Naodat de beide hoezen oftimmerd wazzen, mus Bèrend Barrelbrik wèer in de school an het waark

    Bron: H. Tiesing Zie ook:
  2. afschieten

    Ze hebt door twei slaopkamers oftimmerd (Barger Oosterveld)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...