aftrekken
Het underste stuk van die trui za'k oftrekken en wat roemer breien (Eext)
Oftrekken is met een rief an het vak of zaodbult langs gaon
Hej het bedde al oftrokken
Ik zal die knien ies mooi oftrekken
weggaan(Midden-Drenthe)
Die bui is oftrökken (Klazienaveen)
verzamelen van losse halmen op het land met een trekhark(Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe)
Het laand oftrekken (Dwingelo)