ofvoren overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. het laatste voer geven voor de nacht

    Wij moet nog even ofvoren en dan kuw hen bedde (Oosterhesselen)

    Bij het ofvoren kreeg het peerd nog wel ies een ömmer waeter en een fosse heui (Dwingelo)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...