ofwenden overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. afkeren

    Hij wendde zien gezicht of (Gasselte)

    Zie ook:
  2. steeds kortere voren maken bij het ploegen(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Ik moe ofwenden, die akker geert aordig

    Zie ook:
  3. schuin toelopen

    De akker wendt of

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...