ofzakken onovergankelijk, werkwoord, zwak
  1. afzakken

    De boks was hum ofzakt (Sleen)

    Het onweer zakt of

    Dat zakt nao verloop van tied vanzölf weer of

    De koorts is gelukkig weer ofzakt (Schoonebeek)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...