ofzeggen overgankelijk, sterk, werkwoord
  1. afzeggen

    Hai zol eerst mithelpen, maor hai het ofzegd (Valthermond)

    opzeggen

    Zie ook:
  2. afkondigen

    Der is vanmorgen of ezegd det wij vanmiddag een oefenaar op de prèekstoel kriegt (Ruinerwold)

    Zie ook:
  3. verbieden(Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Toen die man de kiender wat ofzee, begunde de hiel meute hum uut te jouwen (Broekhuizen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...