ogenblik, moment
Wach even een ogenblik; ik bin daodelijk klaor (Emmen)
Dan meuj een ogenblik geduld geven (Hollandscheveld)
Het is in een ogenblik gebeurd (Mantinge)
Op het ogenblik is het mooi weer
Aal ogenblik stun e der weer
Aal ogenblikken haj hum der weer staon (Barger Oosterveld)