slecht te hanteren
Die schup kan ik niet met warken, het is zo'n onbehölpzaam ding (Borger)
Dat ding is veul te onbehölpzaom om achter op de fietse mit te nemen
Het is wel makkelijk zo'n grote trekhake, mar een onbehölpzaam dink (Ruinerwold)
onbehölpen
lastig om mee samen te werken(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe)
Een onbehulpzaome kèrel, die stiet mèer in de wege of holdt alles verkeerd vaaste (Dwingelo)
weinig geneigd tot helpen(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid)
Onbehölpzaome meinsen bint er niet weinig (Zuidwolde)
zich niet kunnende redden(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))
Wat is dat een onbehulpzem mèensch; hie kan zukzölf niet mèer redden (Sleen)