onbekrumpen bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
  1. nog niet gekrompen

    Het dreugt niks, die törf is nog onbekrumpen (Borger)

    Die overal moej een maot groter nimmen, want hie is nog onbekrumpen (Drouwen)

    Zie ook:
  2. royaal, zonder beperkingen(Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe)

    Zij leeft er onbekrumpen van (Diever)

    Die meinsen kunt onbekrumpen leven (Zuidwolde)

    Zie ook:
  3. ruim van opvatting(Zuidwest-Drenthe Noord)

    Hie hef een onbekrumpen oordiel (Wapserveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...