ongehèurd bijvoeglijk naamwoord
  1. nog niet van gehoord (ti) ...

    dat is hier niet zeldzaom, maor dat er een jong kèrel zo lang zöcht, is wal enig en ongeheurd

    Zie ook:
  2. ongepast

    Het is ongehèurd dat zowat gebeurt (Sleen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...