ongeregeld bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
  1. ongeregeld

    Hij hef een hiele partije ongeregeld goed ekoft

    Zie ook:
  2. onregelmatig

    Het wil altemit wel ies gebeuren, dat de rogge wat ongeregeld opkomp (Wapserveen)

    Die erpel staot bar ongeregeld (Sleen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...