ongerustheid de, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: ongerustigheid (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. ongerustheid, onrust

    Ik zatte zo ien ongerustheid; oenze Jantie was er zo late weer (Ruinerwold)

    Van ongerustigheid löp ik maor hen en weer um te kieken, of hij er niet ankwam (Nieuw Amsterdam)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...