ongeschikt bijvoeglijk naamwoord
  1. niet geschikt

    Maankzaod is ongeschikt um te zeeien, det is gemengd mit onkruud en aander zaod (Pesse)

    Hai is ongeschikt veur dat waark (Valthermond)

    Zie ook:
  2. (met ontkenning) niet onaardig

    Het is gien ongeschikte kerel

    Die ankoop was niet ongeschikt (Odoorn)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...