ongeschunden bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)
  1. ongeschonden

    Hij was er niet hielemaol ongeschunden ofkommen (Sleen)

    Ik leut dat schutteldie vallen, en ik meende dat het nog ongeschunden was, mor later bleek der toch (Hijken)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...