Spellingvarianten als bij: in I
onenigheid, ruzie
Ze hadden het niet vlak, ze hadden wat onienigheid in de familie (Dalen)
Ze hebt onienigheid bij oes in de buurt (Drouwen)
verkeerd spul(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))
Ik heb wat onienigheid in de hoed
Bij dat weer kriegt de schaop onienigheid in de hoed
onliedig