onkepaobel bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
  1. niet geschikt, onbekwaam

    Hie is onkepaobel veur zien wark (Ekehaar)

    Zie ook:
  2. dronken(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Hie is weer inkepaobel, wat een ellende veur dat mèensk (Gasselte)

    Die is totaal onkepaobel; hij is zo dronken as wat (Geesbrug)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...