onrecht
Zij kun gien onrecht verdragen (Beilen)
Hij mient altied dat hum onrecht an edaone wordt (Dwingelo)
in
ten onrechte
Ze hebt hum ten onrechte veroordeild (Barger Oosterveld)
(zw, zoz), in
te(n) onrechte maken
Die bliksemse jongen, die kunt oe mooi de boel te onrechte maken (Havelte)
Die kerel meuk meer ten onrechte as terechte (Ruinen)
komen:
As het oe niet te onrechte komp...
soort breisteek(Kop van Drenthe)
Rechten en onrechten braaien, de onrechten binnen naodies (Roden)