ontgaon sterk, werkwoord, (on)overgankelijk
  1. ontgaan

    Hij zal het wal zegd hebben, maar het is mie ontgaon (Barger Compascuum)

    De boeldag is mij ontgaan

    Denkt er umme, dat oe dat niet ontgiet

    Hie ontgung mij en zodoende hef e gien overjas ankregen (Sleen)

    Dat akkertien is oes ontgaon

    De bus is mij ontgaon

    Zie ook:
  2. (wederk.) zich te buiten gaan

    Zie ook:
  3. uit de weg gaan(Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Aaj ene niet lien magt, kèuj hum ok bèter ontgaon (Hollandscheveld)

    Zie ook:
  4. ontkomen(Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Hij hef het mit het water; het ontgiet hum zo nou en dan (Ruinerwold)

    Het is hum ontgaon

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...