ontkomen
De vis har ik al an de hangel, en hij is mij nog ontkomen (Coevorden)
Het is mij wat ontkommen, ik heb de boks nat (Eext)
De melkboer is mij ontkommen (Gasselte)
De tied is mij ontkomen (Wapse)
Der was gein ontkommen meer an (Emmer Erfscheidenveen)
ontglippen