ontschieten onovergankelijk, sterk, werkwoord
  1. ontglippen, ontkomen

    Dat koppien is mij ontscheuten. Ik kun der niks an doen, het is kepot (Sleen)

    De tied is mij ontscheuten. Hoe late zul het wèen? (Hollandscheveld)

    Zie ook:
  2. uit het geheugen verdwijnen

    Hoe zien naeme was, is mij ontscheuten (Diever)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...