ontslaon overgankelijk, sterk, werkwoord
  1. ontslaan

    De boer mus zien arbeider ontslaon (Rolde)

    Ze kennen hom nait ontslao

    gen, ze hebben hom vast aansteld (Tweede Exloërmond)

    Der wordt tegenwoordig veule meensen ontslaon (Wapse)

    Ik ontslao joe van dat karweigien (Nijeveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...