door de dood ontvallen
Het oldste kind is heur ontvallen (Peize)
ontglippen
Ik haar het eigelk niet zeggen wild, mor het was mij ontvallen, eer ik het in de gaoten har (Eext)
Zien naom is mie ontvalen
Der was aaid nog hop op beterschap, mar die hop is oes ontvallen (Schoonebeek)
De vorke valt mij ont (Wapserveen)