onverstaand de
  1. dom persoon

    Wat een onverstaand; non slat e een spieker in zo'n mooie taofel in plaots van liemen (Sleen)

    Och, hef die det ezegd? Det is zo'n onverstaand, die is zo dom as het achterende van een varken (Ruinerwold)

    Het is een Jan onverstaand (Exlo)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...