onverwacht
Hie gaf mij onverziens een schup veur de schienen (Sleen)
Wij kwamen onverziens bij mekaar (Hoogeveen)
Dat was onverzains, want wie wussen hail nait dat hai zaik was (Valthermond)
onverwacht
ongezien, zonder eerst te kijken
Wel wul hier onverzains op baiden? (Emmer Compascuum)
Die hebt dat peerd onverziens kocht (Erica)
Ik wil onverziens mit oe ruilen (Noordscheschut)