onweer het
  1. onweer

    Gisternacht har wai bai ons onweer, het weerlichtte en dunderde omraok (Peize)

    Zie ook:
  2. slecht weer

    Je moet met dat onweer in hoes blieven (Balloo)

    Zie ook:
  3. trammelant, gedonder(Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Bij die meinsen is het altied onwèer (Pesse)

    De plietsie giet er langs, der zal wel waorens onweer wezen (Klazienaveen)

    Dei hef onweer in de kop

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...