onwillekeurig bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
  1. onwillekeurig

    Onwillekeurig mus hij der weer an denken, hou ze hum doedertied behandeld hadden (Barger Oosterveld)

    Onwillekeurig zeg ie dan wat (Nijeveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...