onzuver bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
  1. onrein

    Ik heb wat verkeerds had, het lichaom is onzuver

    Die wond is onzuver (Sleen)

    Zie ook:
  2. onzuiver

    Dat klinkt onzuver; dei stemmen past nich bie 'nkanderk (Barger Oosterveld)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...