opbargen overgankelijk, sterk, werkwoord, zwak
  1. opbergen

    Ik heb alles netties opbaargd, ...opbörgen (Eext)

    Hie baargt zien zundagse gooud nooit op (Balloo)

    Zie ook:
  2. As hij mit voetbalt, dan barg je maor op

    Ik kun mai wel opbaargen

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...