opboksen onovergankelijk, werkwoord, zwak
  1. opboksen

    Hij het het zo stoer, hij ken der haost nait meer tegen opboksen (Valthermond)

    Het vaalt niet mit om aaltied tegen die lu op te boksen (Coevorden)

    Wij mussen aordig tegen de wiend opboksen (Elim)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...