opflikken werkwoord, zwak, (on)overgankelijk, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: ...flikkern (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. beter worden, opknappen

    Hij flikkert toch een beetien weer op

    Hie flikkert weer mooi op

    Nao een goeie buje ien de zomer kan de bool zo mooi opflikkern (Ruinen)

    Zie ook:
  2. oplappen(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe)

    In het zeeikenhoes hebt ze hum weer heeil opflikt (Eext)

    Zie ook:
  3. mooier maken

    Zie hebt dat hoesien wat opflikt (Padhuis)

    Ik mus oen broek nog mar wèer wat opflikkern (Zuidwolde)

    Ie hebt de schoenen jao helemaol deurlopen, die moej even laoten opflikken (Hijken)

    Dat wicht hef zuk mooi opflikt (Sleen)

    Ik zal dat hek even opflikken (Eelde)

    opflikkern

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...