ophaken overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. de haak hoger zetten

    Aj op hoes an gaot, dan moej het pèerd even ophaken

    IJ moet de ket even ophaken, de ketel hangt te dicht op het vuur (Oosterhesselen)

    opschallen

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...