opkaarnen werkwoord, zwak, (on)overgankelijk
  1. het laatste restje karnen

    Ziezo, ik heb de mieste botter der of, gao de rest nog mar even wat opkaarnen (Zweelo)

    Ik mot nog een bitken warm water hebben veur 't opkaarnen (Barger Compascuum)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...