opkrullen overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. opkrullen

    Die vloerbedekking krult helemaole op (Meppel)

    Zie ook:
  2. opstropen

    Hij hef de broekspiepen opkruld, anders kreeg e de broek nat (Barger Oosterveld)

    opkrauweln

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...