opkunnen overgankelijk, sterk, werkwoord
  1. opkunnen

    Zo'n dik zwien, zuj dat wal opkunnen?

    Je kunt wal opscheppen, mar je moet het ok opkunnen

    Het kan wel op of het lekker is

    Sommigen kunt heelwat op

    Kan het weer niet op? Hej weer teveule geld? (Zuidwolde)

    Zie ook:
  2. overeind kunnen komen(Zuidoost-Drenthe)

    Hie is vallen. Zul hie wal opkunnen? (Oosterhesselen)

    Hij kun nich op of deel (Barger Oosterveld)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...