oplevern overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. opbrengen

    Dat spullegien mot nogal heel wat opleveren (Hijken)

    De eerpels heb nich best opleverd (Roswinkel)

    Zie ook:
  2. opleveren van een bouwwerk

    Die woning die is gistern opleverd (Klazienaveen)

    Dat huus mut ie leeg oplevern (Geesbrug)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...